Kan u mij zeggen wat de huidige regeling is voor het opnemen van verlof zonder wedde voor het statutair CALog-personeel? Verlof zonder wedde voor vastbenoemden bij de geïntegreerde politie is "afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden". De artikels uit de RPPOL die van u van toepassing zijn : TITEL XIV. - AFWEZIGHEID VAN LANGE DUUR WEGENS PERSOONLIJKE AANGELEGENHEDEN.
Art. 8.14.1. Voor zover de situatie van de dienst het toelaat en onverminderd artikel VIII.XIV.4, bekomt het personeelslid, met uitzondering van de aspirant, de stagiair en het contractuele personeelslid, een voltijds onbetaald verlof voor een periode van maximum twee jaar tijdens de hele loopbaan. Bij opsplitsing van deze afwezigheid moet de periode van afwezigheid minimum drie maanden bedragen. (Het personeelslid dat een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden wenst te genieten bij toepassing van dit artikel, deelt aan de bevoegde overheid de datum mee waarop de afwezigheid zal aanvangen alsmede de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.) De weigering van het verlof wordt, in voorkomend geval, omstandig gemotiveerd en vermeldt steeds de weigeringstermijn.
Art. 8.14.2. Op zijn verzoek herneemt het personeelslid zijn ambt vr het einde van de lopende periode van afwezigheid, mits een opzegperiode van één maand, tenzij de overheid een kortere periode aanvaardt.
Art. 8.14.3. Tijdens de afwezigheid bedoeld in artikel VIII.XIV.1, bevindt het personeelslid zich in de administratieve stand van non-activiteit en kan het geen voordeel halen uit ziektes of arbeidsongeschiktheden waarvan het tijdens de periode van zijn non-activiteit het slachtoffer zou zijn.
Art. 8.14.4. Het personeelslid met een, naar gelang van het geval, door de minister, de burgemeester of het politiecollege bepaalde graad, of dat bekleed is met een mandaat, is uitgesloten van de in deze titel bepaalde afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden. De minister of, naar gelang van het geval, de burgemeester of het politiecollege, bepaalt de andere ambten waarvan de titularissen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst eveneens van de toepassing van deze afwezigheid zijn uitgesloten. In afwijking van het eerste lid en met uitzondering van de mandatarissen, kan de minister of, naar gelang van het geval, de burgemeester of het politiecollege, voor zover de goede werking van de dienst erdoor niet wordt verstoord en na advies van de korpschef, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal, aan het in het eerste lid bedoelde personeelslid dat erom verzoekt, de in hetzelfde lid bedoelde afwezigheid toestaan.
Verlof zonder wedde voor vastbenoemden bij de geïntegreerde politie is "afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden".
De artikels uit de RPPOL die van u van toepassing zijn :
TITEL XIV. - AFWEZIGHEID VAN LANGE DUUR WEGENS PERSOONLIJKE AANGELEGENHEDEN.
Art. 8.14.1. Voor zover de situatie van de dienst het toelaat en onverminderd artikel VIII.XIV.4, bekomt het personeelslid, met uitzondering van de aspirant, de stagiair en het contractuele personeelslid, een voltijds onbetaald verlof voor een periode van maximum twee jaar tijdens de hele loopbaan. Bij opsplitsing van deze afwezigheid moet de periode van afwezigheid minimum drie maanden bedragen.
(Het personeelslid dat een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden wenst te genieten bij toepassing van dit artikel, deelt aan de bevoegde overheid de datum mee waarop de afwezigheid zal aanvangen alsmede de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.)
De weigering van het verlof wordt, in voorkomend geval, omstandig gemotiveerd en vermeldt steeds de weigeringstermijn.
Art. 8.14.2. Op zijn verzoek herneemt het personeelslid zijn ambt vr het einde van de lopende periode van afwezigheid, mits een opzegperiode van één maand, tenzij de overheid een kortere periode aanvaardt.
Art. 8.14.3. Tijdens de afwezigheid bedoeld in artikel VIII.XIV.1, bevindt het personeelslid zich in de administratieve stand van non-activiteit en kan het geen voordeel halen uit ziektes of arbeidsongeschiktheden waarvan het tijdens de periode van zijn non-activiteit het slachtoffer zou zijn.
Art. 8.14.4. Het personeelslid met een, naar gelang van het geval, door de minister, de burgemeester of het politiecollege bepaalde graad, of dat bekleed is met een mandaat, is uitgesloten van de in deze titel bepaalde afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden. De minister of, naar gelang van het geval, de burgemeester of het politiecollege, bepaalt de andere ambten waarvan de titularissen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst eveneens van de toepassing van deze afwezigheid zijn uitgesloten.
In afwijking van het eerste lid en met uitzondering van de mandatarissen, kan de minister of, naar gelang van het geval, de burgemeester of het politiecollege, voor zover de goede werking van de dienst erdoor niet wordt verstoord en na advies van de korpschef, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal, aan het in het eerste lid bedoelde personeelslid dat erom verzoekt, de in hetzelfde lid bedoelde afwezigheid toestaan.